Over maïs, tradities en de Pils Die Niet Bestaat

De mooie traditie van de pils-etiketteerder

        Wij Belgen slaan onszelf graag, vaak en hard op de borst als het over bier gaat, maar het is toch ver gekomen met de wereld van vandaag als het eerste min of meer fatsoenlijke consumenten-item over bier door Den Ollander moet gemaakt worden. Maar het zij zo: Keuringsdienst van Waarde trok op onderzoek uit met de vraag “Wat is Traditionele Pils nou eigenlijk?”. Als ik de bijbel mag geloven mag al wie nog verbaasd opkijkt van de bevindingen zich verzekerd weten van een potje rijstpap in het Hiernamaals, want zoals te verwachten (spoiler alert) zijn het vooral de Armen van Geest waarop de grote pilsboeren zich richten.

        Wat is traditionele pils” is dus de hamvraag, die in hoofdzaak gevoed wordt door de merkwaardige vaststelling dat het gros van de pilsbieren die je in de winkelrekken aantreft trots(°) pronkt met het zelfgekozen adjectief “traditioneel”, en tegelijk in de ingrediëntenlijst terloops dingen vermeldt als “glucosestroop”, “maïs” en “karamel”.
Als al die pils traditioneel is, waarom zijn de ingrediënten dan zo divers en ontraditioneel modern? 

°) en doorgaans met Gothische letters en een WBA medaille of twee-drie

        KDvW trekt die vraag open in twee delen: wat is pils dan precies, wélke traditie bedoelt men dan precies?

        Voor de eerste vraag trokken ze naar het tsjechisch Plzen (*), alwaar de eerste pils in 1842 het daglicht zag. Brouwer-emeritus Vaclav verwelkomde de tv-ploeg vriendelijk en lichtjes monkelend(*) in de brouwerij, alwaar hij uitlegde dat oorspronkelijke(*) pils maar plaats heeft voor drie ingrediënten. 

*) ‘t kan aan mij gelegen hebben maar volgens mij was dit niet eerste tv-ploeg aan wie hij moest uitleggen dat ze in’t buitenland geen hol van pils begrepen hebben.

*) als je nog wat volhoudt zal je ondervinden dat “oorspronkelijk” en “traditioneel” heel wat anders kunnen betekenen als ‘t aan industriële brouwers ligt

Allemaal in koor nu: water, mout en hop. 


Odoo image and text block

“Wat?”, hoor ik jullie samen met de reporter opperen, “Geen gist?”

Volgens Vaclav is gist geen ingrediënt, “omdat we het er achteraf toch terug uithalen”. Waarop hij 10 minuten later in de reportage een glas ongefilterde pils aan de lippen zet en mij dus andermaal moet doen herhalen dat je een brouwer nooit (*) mag geloven.

*) behalve mij natuurlijk. Bij mij zijt ge veilig.

Het is frappant dat in een programma over pils niet één keer gewag werd gemaakt van lagergisting. Het is een beetje alsof je naar de Tour de France zit te kijken zonder ook maar één keer een fiets te zien passeren. Schoon landschap, daar niet van, maar de essentie heb je dan toch een beetje gemist.

Maar goed, op die ene gistige uitschuiver na geef ik Vaclav groot gelijk: pils behoeft geen andere ingrediënten dan water, mout en hop (én gist, wat mij betreft maar soit), en elke suggestie om er wat anders bij te pleuren is enkel goed om via de papierversnipperaar tot biermatjes herleid te worden, hetgeen ze volgens Vackav ook daarwerkelijk doen bij Urquell.

Odoo text and image block

        In feite had het programma voldoende aan de expertise van Vaclav om beide hamvragen te beantwoorden. Pogingen van zowel brouwers als bierverkopers om uit te leggen wat pils precies is, stuitten zoals verwacht op ons ingebakken onvermogen bier universeel te beschrijven. “Doordrinkbaar, dorstlessend, licht”, en veel verder kwam men alweer niet.
Het is tekenend voor het dédain waarmee we pils de laatste decennia behandelen dat zelfs de professionals niet meer tot een stijlomschrijving kunnen komen. Sure, we herkennen het wel als pils (*) maar we kunnen niet benoemen hoe dat komt.

*) “geel en dorstlessend. En niét dat àndere merk dat ik om compleet subjectieve redenen verafschuw als ware het gebottelde paardenpis”

        Pils is pils”, verkondigde een bierwinkelmevrouw enigszins overbodig in het programma, terwijl dat pertinent onwaar is: vergelijk een duitse pils eens met een tsjechische, en zet daar een zelfverklaarde belgische of nederlandse “pils-lager-thing” naast, en je proeft met je ogen dicht dat de één de ander niet is. 


Het programma ging tevens op zoek naar die zeflverklaarde “traditie”. Als het niet de brouwtraditie uit Plzn is, welke dan wél? Pogingen om de grootbrouwers te verleiden dat zélf even te komen duiden bleken vruchteloos: geen énkele brouwer wou in beeld komen, en van eentje hoorden we verbatim dat ze “niet wensten in te gaan op het interview-verzoek”. 

Odoo CMS- Sample image floating

       Traditie, zo hoorden we al snel, blijkt vaak niet meer te zijn dan “hun” traditie. “Wij doen dat zo, dus mogen we dat traditie noemen”. 

Is het traditioneel om glucosestroop toe te voegen aan pils?
Als we ‘t lang genoeg zo doen, dan wordt het traditie”. 


Is het traditioneel om goedkope ingrediënten aan pils toe te voegen zodat je’t na twee weken kan verkopen in plaats van het drie maanden te moeten lageren?
Je zou dat “relatief traditioneel” kunnen gaan noemen als er maar genoeg macro-brouwerijen zijn die genoeg “pils” brouwen waar die zooi inzit. Spoiler alert: oh jawel die zijn er zàt.


        

Pilstraditie, zo concludeert het programma samen met mij (en hopelijk ook met jullie), vertaalt zich letterlijk als de traditie om zo goedkoop mogelijk iets te produceren waarvoor niemand je kan vervolgen als je er toch “pils” opzet.



       Terzijde: Vaclav grapte nog dat de enige reden dat die huidige “pilsen” zich zo mogen noemen is, dat bakermat Plzen “vergeten” is er een merknaam van te maken, waardoor nu iedereen een soort van vrijbrief heeft zijn pseudo-pils te laten pretenderen the real deal te zijn.
Mogelijks heeft Vaclav al van Budweiser gehoord, en haalt hij daar de mosterd, maar ik vond het enigszins schrijnend te horen hoe ook hier weer het slachtoffer verweten wordt “het allemaal zelf uitgelokt te hebben”.
Voor wie’t horen wil en geen zin heeft op bovenstaande en overigens zeer aan te bevelen clikcbait in te gaan: al snel na het ontstaan van de Plzense pils brouwde men in het eveneens Tsjechische gehucht České Budějovice een lokale variant, genaamd Budvar. In het naburige Duitsland vertaalde men dit populaire bier naar Budweiser. Ring a bell? August “three-sticks” Anheuser Bush, baas van het toentertijd up-and-coming bierconcern Anheuser-Bush (*) brouwde een nog veel succesvollere (want uiteraard met traditionele rijst, tsjechische tranen en toegevoegde aroma's gebrouwen) variant genaamd Budweiser (aka “Bud”), met als bijkomend verschil dat hij een patent nam op de naam, hetgeen er tot de dag van vandaag toe leidt dat men in České Budějovice allerlei juridische capriolen moet uithalen om de eigen, oorspronkelijke Budvar in de markt te zetten. Hetgeen andermaal illustreert dat “de kleintjes dooddrukken met frivole maar onbetaalbare rechtszaken” ook een traditie kan zijn, als je maar lang genoeg doet alsof dat normaal is.

*) oftewel de “Ab” in “AbInBevSabMillerCoors” nee serieus moest ik het écht nog zeggen?  


       Het programma maakte een zijsprong door even naar de Zeeuws-Vlaamse mouterij The Swaen te verkassen, alwaar de immer innemende Jos Haeck op efficiënte wijze uitlegde wat pilsmout precies is. Op de vraag waarom iemand mais in zijn pils zou verwerken, als mout dan toch zo'n mooi product is, grijnsde hij als een vos in de koplampen van een aanstormende vrachtwagen vol frivole rechtszaken “dat je dat aan de brouwer moet vragen”. Niet overstandig van Jos, want hoewel de grootbrouwer zich graag verbergt achter de hoge muur van een telefooncentrale om toch maar niet te moeten antwoorden op lastige vragen, staat er blijkbaar wel een trampoline klaar om een legertje juristen en advocaten naar de leveranciers te katapulteren, ingeval die menen te weten waarom één van hun klanten alsnog goedkope ingrediënten in zijn pils zou willen flikkeren. Stel je voor dat iemand afbreuk zou doen aan de mooie traditie om zo goedkoop mogelijk bier te maken zeg.

Odoo CMS- Sample image floating

       




        Terwijl ik het programma bekeek, kreeg ik plots een onsmakelijk voorgevoel. Eén van die andere goedkope “traditionele” ingrediënten op de pilsetiketten was glucosestroop. Suikerstroop dus, afkomstig van een generieke zetmeelbron waar, middels wat toegepaste scheikunde, glucose gemaakt wordt. Er bestaat ook zoiets als HFCS: high fructose corn syrup. Dat kan je ook in voeding gooien en zoals het de voedingslobby betaamt heb jer als consument een beetje het raden naar of het wél of niét in je verwerkte voeding zit. Merk op dat in de volledige naam het woordje “corn” zit. Zou het kunnen, zo vroeg ik me af, dat je het brugje van “high fructose corn syrup” naar 'suiker" ook zou kunnen maken maïs naar HFCS? Dat er dus in bieren waar “maïs” op het etiket staat, geen éne korrel maîs aan te pas is gekomen, maar enkel de maïs-suikerstroop die tegenwoordig in alle goedkope voeding zit?


       Weet je wat, dacht ik. Ik vraag het eventjes(°) aan het FAVV(*). Die leggen brouwers immers regels op over wat er zoal op een etiket moet staan, en leggen pittige boetes op als daar een loopje mee genomen wordt.

*) het Federaal Agentschap voor VoedselVeiligheid, die om de twee jaar elke brouwerij vakkundig controleren inzake (duh) voedselveiligheid en correcte etikettering

       




Odoo CMS- Sample image floating

Ik: “Goeiemorgen, ik wil graag weten of een brouwer op zijn bieretiket mag zetten dat er maïs in zijn bier zit, als er feitelijk enkel van maïs afgeleide suikerstroop inzit.”

Vriendelijke telefoonmeneer van 't FAVV: “Oei meneer, wat vraagt u nu. Dat weet ik niet hoor. Heeft u al eens bij de afdeling voor professionelen geprobeerd.”

Ik: “Ik dacht dat ik het nummer van die dienst had gekozen. Niet dan?”

Verwonderde telefoonmeneer van 't FAVV: “Oei meneer nee, dit is de dienst voor particulieren.”

Ik: “Bon, dan bel ik straks naar die professionele dienst. Toch één voordeel aan zelf brouwer zijn. In afwachting ben ik naast semiprofessioneel ook gewoon particulier bierdrinker. De gewone burgerbierdrinker wil wellicht ook weten of wat ze lezen op een etiket ook enigszins waarachtig is. Hoe kom ik als particulier te weten of maïs een graan is, of een stroopje?”

Verbijsterde telefoonmeneer van 't FAVV: “Oei meneer, dat weet ik niet. Maar u kan een klachtenformulier invullen, en onze experts buigen zich daar dan over en antwoorden u zo spoedig mogelijk”

Ik: “Interessant dat het FAVV een particuliere vraag meteen klasseert als een klacht, maar prima: ik vul dat ding in, en dan verwacht ik spoedig een antwoord”

Opgeluchte telefoonmeneer van 't FAVV: “Blij u van dienst te kunnen zijn geweest meneer, en een fijne dag nog”


°) “eventjes” is overigens voor het FAVV, en menig ander informatie-of meldpunt van de overheid, wat “traditioneel” is voor de grootbrouwer: als je maar lang genoeg volhoudt dat dertig dagen “eventjes” is, dan gaat niemand lopen zeuren als een antwoord “eventjes” op zich laat wachten.


        Het zegt veel over de telefonische onthaal van het FAVV dat de enige zin die niét met “Oei” begon, de afsluiting van het gesprek was, maar zo is het dan maar.

Bovenstaande transcriptie doet me vrezen dat de onderzoekers die de programma's van Keuringsdienst van Waarde van inhoud voorzien over een onbeschrijfelijk stabiele bloeddruk moeten beschikken, aangezien ze(*) voor de helft uit dit soort telefonische raadplegingen bestaan. 

*) de programma’s, niet de onderzoekers. Duh.

        Enfin, het is dus blijkbaar zelfs voor de bevoegde instanties niet helemaal duidelijk wat zoal wél en niét gepermitteerd is om op een bieretiket te zetten, en daar kom ik in een latere post echtentechtig waar nog eens op terug. Ik verklap alvast dat ik “eventjes” na het invullen van mijn klachtenformulier werd doorverwezen naar een Meldpunt (*) dat wél bevoegd zou zijn om mijn klacht/vraag ter harte te nemen, en dat het “eventjes” kan duren vooraleer men er een antwoord op geformuleerd krijgt.


*) Ik voel overigens reeds aan mijn water dat ook dat Meldpunt niet in staat, bij machte of enigermate anderzijds bekwaam zal zijn mijn vragen te beantwoorden, maar door bureaucratische hoepeltjes springen is óók een traditie, en tradities moet je eren, anders smijten ze er maïs en siroop bij.

        Samenvattend wat ik van deze aflevering van KDvW onthoud: blijkbaar ben ik toch nog steeds niet achterdochtig genoeg ben als ik ronkende, zelfverklaarde termen op een bieretiket zie zoals “traditioneel”.
De uitholling van bier als product in’t algemeen, en pils als bierstijl in’t bijzonder gaat onverminderd verder, en mijn minachting voor het inferieure product dat we hier (én bij onze noorderburen) als pils zijn gaan benoemen nog diepere wortels verdient dan ze al heeft. 
En hoewel ook KDvW zich schuldig maakt aan de kortbochtigheid van het gemiddelde consumentenprogramma, slaan ze in dit geval een aantal stevige spijkerkoppen. Hulde ook aan de brouwer van Gulpener, de eerste commerciële brouwer die ik luidop mijn gedachte hoor uitspreken dat traditionele pils hier eigenlijk niet bestaat.